De vertraging van de wereldwijde economische groei is niet onopgemerkt gebleven. Daarom heeft het Internationaal Monetair Fonds (IMF) tijdens zijn recente voorjaarsvergaderingen opgeroepen tot een gecoördineerde internationale inspanning om de groei te ondersteunen. Helaas heeft het IMF weinig mogelijkheden om zo’n gecoördineerde aanpak tot stand te brengen.
Beleidsmakers buiten de centrale banken zijn van mening dat een verdere monetaire verruiming contraproductief is. De mogelijkheden voor gezamenlijke fiscale stimulering zijn beperkt vanwege coördinatieproblemen, en bovendien hebben slechts weinig landen voldoende ruimte op hun begroting om een zinvolle fiscale impuls te geven.
Ik ben verbaasd hoe weinig de groei- en sentimentcijfers in de afgelopen paar maanden zijn verbeterd ondanks de versoepeling van de financiële situatie, al is dit geheel in overeenstemming met de signalen van onze interne voorlopende indicatoren. Voor de komende tijd blijven deze signalen zwak: ze wijzen eerder op een economie die zijwaarts tot licht opwaarts beweegt dan een economie die weer op volle kracht vooruit gaat.
Stijging
Zolang negatief nieuws uitblijft, lijkt een verdere stijging de weg van de minste weerstand voor risicovolle activa te zijn. Bij een bescheiden groei hebben de wereldwijde centrale banken weinig reden om het feestje te bederven.
De algemene inflatie zal door de stijging van de grondstoffenprijzen waarschijnlijk toenemen, maar gezien de bescheiden groeicijfers betwijfel ik of een door grondstoffen gedreven inflatiestijging voor de beleidsbepalers voldoende reden zal zijn om het monetaire beleid te verkrappen.
Tegen deze achtergrond blijven yield-producten aantrekkelijk. Vooral valuta’s van opkomende markten lijken in een sweet spot te zitten: ze leveren rente op en hun binnenlandse economieën profiteren van de verbetering van de kapitaalstroom in hun richting. Er blijven echter uitdagingen.
Vier redenen
Ten eerste zou de groei, ondanks de recente versoepeling van de financiële situatie, verder kunnen dalen. Het monetaire beleid is al zo ver opgerekt, dat het moeilijk zal zijn hierop nog een adequaat antwoord te vinden. In dit verband moet het effect van de recente stijging van de grondstoffenprijzen goed in de gaten worden gehouden.
Ten tweede, gezien het positieve traject voor de Amerikaanse beleidsrente dat uit de Amerikaanse yield-curve kan worden afgeleid, is de markt kwetsbaar voor elke inflatiestijging die het Federal Open Market Committee ertoe zou kunnen dwingen het tempo van de beleidsnormalisatie te verhogen. Een stijging van de inflatie zou de markten op twee manieren treffen, omdat de beleidsreactie tegen de achtergrond een zwakke wereldwijde groei zou plaatsvinden. Hoewel de recente stijging van de grondstofprijzen de totale inflatie omhoog kan duwen, zal de zwakke wereldwijde groei de kerninflatie waarschijnlijk beperkt houden.
Ten derde zou het Verenigd Koninkrijk voor vertrek uit de Europese Unie kunnen stemmen. De bezorgdheid over de gevolgen hiervan kan de groei in zowel het Verenigd Koninkrijk als de hele EU drukken. Gelukkig blijkt uit recente opiniepeilingen – voor wat die waard zijn – dat de kans dat de Britten voor een Brexit stemmen, is gedaald.
Ten vierde zouden de zorgen over de groei en stabiliteit in China sneller dan verwacht kunnen terugkeren. Gezien de fiscale maatregelen die de autoriteiten hebben genomen om de economie te stimuleren, is de kans groot dat de zorgen over China in de tweede helft van het jaar weer de kop opsteken.