Traditioneel wordt de publicatie van bedrijfsresultaten door de grote Amerikaanse banken ieder kwartaal gezien als de start van een nieuw cijferseizoen. Afgelopen vrijdag beten onder andere J.P. Morgan en Wells Fargo het spits af. De meeste Europese banken rapporteren twee of drie weken later, waaronder ING op 2 november. Wat kunnen we uit de Amerikaanse resultaten afleiden voor de Europese banken? En wat niet?
Sinds de Amerikaanse centrale bank in december 2021 aankondigde de rente te gaan verhogen ligt bij de grote Amerikaanse banken de focus op de netto rente-inkomsten. De gevraagde rente op leningen ging al meteen omhoog, de spaarrente bleef achter. Die trend zette zich in het derde kwartaal van 2023 voort. De rente-inkomsten van J.P. Morgan gingen flink omhoog vergeleken met hetzelfde kwartaal een jaar eerder en ook Wells Fargo boekte een plus. Beide banken werden geholpen door een voorkeur van een groot deel van de spaarders voor grote, veilig geachte banken na faillissementen van een paar middelgrote banken in maart. J.P. Morgan en Wells Fargo waren daardoor in staat om hun rentemarge op een ruim hoger niveau te houden dan in de afgelopen tien jaar. Hun totale bedrijfsresultaten staken ook gunstig af tegen het verleden, doordat er relatief weinig geld opzij werd gezet voor eventuele wanbetalers in de leningenportefeuille. Ondanks de hogere rentes houdt de Amerikaanse economie zich nog steeds sterk.
Overeenkomsten tussen Amerika en Europa
Voor de grote, meest solide Europese banken, waaronder ING, mag eenzelfde resultaat worden verwacht. Ook zij hoeven vooralsnog niet tot het uiterste te gaan om spaargeld binnen te houden, ook al stunt de concurrentie met hoge percentages oplopend tot 4%. De netto rente-inkomsten zullen naar verwachting verder zijn gestegen, wat een grote invloed heeft op het totale resultaat. Ook de voorzieningen voor ‘slechte’ leningen zullen beperkt blijven, omdat ook in Europa het aantal faillissementen niet schrikbarend is opgelopen. Voor beide regio’s geldt dat de werkloosheid nog steeds heel laag is. Consumenten met werk blijven besteden.
Verschillen tussen Amerika en Europa
Het grote verschil tussen Amerika en Europa zit in de manier van financiering door bedrijven en huishoudens. In Amerika haalt het merendeel van de bedrijven vreemd vermogen op door obligaties uit te geven met een vaste rente. Ook de persoonlijke leningen, zoals voor hypotheken, auto’s en studies, kennen meestal een vaste rente. In Europa lenen naast consumenten ook bedrijven voornamelijk geld van banken, vaak tegen een variabele rente. De pijn van de hogere rente zal dan naar verwachting ook eerder worden gevoeld bij bedrijven en huishoudens in Europa en daarmee ook eerder leiden tot voorzieningen bij de Europese banken.
De structuur van de markt verklaart waarom toezichthouders in Europa strengere eisen stellen aan de banken dan in Amerika. Ze lijken er ook dichter bovenop te zitten. Zo heeft de Europese Centrale Bank vorige week extra informatie opgevraagd bij de banken ten aanzien van leningen aan de vastgoedsector. De vrees is dat die in sommige gevallen niet voldoende zijn afgewaardeerd in lijn met de sterk opgelopen rente, wat kan leiden tot schijnzekerheid.
De rentemarges blijven hoog, zo lang het duurt
Zowel in Amerika als in Europa blijven de rentemarges hoog, zolang het duurt. Dat lijkt een kwestie van tijd. CEO Jamie Dimon van J.P. Morgan filosofeerde er al over in zijn toelichting. Dat zal bij de Europese banken niet anders zijn. De kwartaalcijfers zijn zeer welkom, omdat daarmee transparantie wordt gegeven. Door de sterk veranderde marktomstandigheden zitten beleggers in banken in de komende weken op het puntje van hun stoelen.