Kosten beleggingen

0

Per jaar betalen Nederlanders ruim 13 miljard euro aan kosten over hun beleggingen. Gemiddeld hangt het hoogste prijskaartje aan individueel beheerd beleggen.

Grote kostenverschillen tussen aanbieders zijn er echter vooral bij doe-het-zelf beleggen, met name voor kleinere vermogens. Tussen de goedkoopste aanbieding en de duurste ligt een gat van meer dan 2,2%, qua eindopbrengst kan dat in 20 jaar op een eenmalige inleg van 10.000 euro maar liefst 7.200 euro schelen. Dit blijkt uit de eerste editie van het Nationaal Kosten Onderzoek, een initiatief van beleggingsspecialist AF Advisors en DEAL Consultancy.

Veel Nederlanders beleggen voor extra pensioeninkomen, in reactie op zorgen over stijgende zorgkosten, de houdbaarheid van de AOW en dreigende kortingen bij het pensioen via de werkgever. Bij beleggen letten ze vooral op de hoogte van het rendement, terwijl ook de kosten op de lange termijn een enorme impact op de uiteindelijke beleggingsopbrengst hebben. Toezichthouders stellen dat 0,1% lagere kosten 3% extra pensioenvermogen in de uitkeringsfase oplevert.

Het onderzoek

Kosten zijn echter niet altijd even transparant én lastig vergelijkbaar. Het Nationaal Kosten Onderzoek Beleggen 2020 legt voor het eerst diverse beleggingsvormen langs de meetlat; van collectieve pensioenregelingen via de werkgever, aanvullend pensioen tot individueel beleggingsbeheer van banken en zelf beleggen bij een online broker.

In totaal zijn 70 van de grootste aanbieders van beleggingsdiensten langs de meetlat gelegd, betreffende zo’n 100 pensioen- en beleggingsoplossingen. Het gaat om pensioenfondsen, verzekeraars, banken en andere vermogensbeheerders die samen een belegd vermogen van meer dan 1.900 miljard euro beheren, voor meer dan 10 miljoen klanten.

Vanwege de vergelijkbaarheid is er gekozen om alleen kant-en-klare oplossingen langs de meetlat te leggen. In het geval van individuele beleggingsproducten betekent dit als gekozen beleggingsoplossing: een neutraal beleggingsprofiel. Vaak is hiervoor één specifiek mixfonds beschikbaar. Soms betreft dit de kosten van meerdere fondsen binnen het profiel.

Bij de analyse van aanvullend pensioen en vrije vermogensopbouw is gerekend met een éénmalige inleg van drie verschillende bedragen: 10.000 euro, 100.000 euro en 1.000.000 euro. De bedragen worden tien jaar belegd zonder enige transacties door de klant. We nemen daarbij de beleggingskosten (exclusief transactiekosten) mee, maar ook andere kosten zoals administratie- en uitvoeringskosten omdat deze onlosmakelijk verbonden zijn met de beleggingsoplossing.

 

De hoogte van de kosten

De laagste gemiddelde kosten troffen we aan bij pensioen van de werkgever, ook wel de tweede pensioenpijler genoemd. Op traditionele collectieve regelingen wordt er gemiddeld 0,48% per jaar aan kosten ingehouden. Bij collectieve regelingen met een individuele pensioenpot, het zogeheten premiepensioen is het gemiddeld 0,46%. Werknemers kunnen niet hun eigen collectieve pensioenregeling uitkiezen, maar een gedegen kosteninzicht legt op pensioenuitvoerders wel druk de kosten laag te houden.

Keuzevrijheid is er wel bij aanvullende pensioenproducten die fiscaal gefaciliteerd worden. Deze kennen hogere kosten dan de collectieve regelingen, mogelijk omdat ze niet door een werkgever worden afgesloten, maar door individuen met een minder sterke onderhandelingspositie. Deze derde pijler omvat onder meer de zogeheten nettopensioenregeling voor veelverdieners, pensioenproducten voor ondernemers en zzp-ers en bankspaarproducten waarbij er kan worden belegd of gespaard.

De gemiddelde kosten bedragen bij een inleg van 10.000 euro 1,21% per jaar, met grote verschillen tussen de goedkoopste en de duurste aanbieding. Die bandbreedte in kosten neemt af naarmate het belegde vermogen toeneemt. Bij een inleg van 100.000 euro bedragen de kosten 0,67% per jaar.
In vergelijking met pensioen via de werkgever zijn de kosten voor aanvullend pensioen relatief hoog, zeker omdat er hier enkel sprake is van vermogensbeheer en er geen andere diensten worden verleend.

De hoogste kosten treffen we aan bij individuele beleggingsproducten binnen de vrije vermogensopbouw, waar ook de grootste variatie in kosten is. De kostenvoordelen van hogere vermogens zijn beperkt.

Vrije vermogensopbouw

De vrije vermogensopbouw omvat veel verschillende individuele beleggingsproducten- en diensten. Anders dan aanvullend pensioen levert deze zogenaamde vierde pijler geen belastingvoordelen op. De aanbieders zijn onder meer banken, verzekeraars, private banks, vermogensbeheerders, online brokers en asset managers. De dienstverlening varieert van beleggingsbeheer (direct of indirect in beleggings- of indexfondsen) tot execution-only waarbij de consument geheel zelf de beleggingsbeslissingen neemt. Beleggingsadvies valt buiten het onderzoek.

Kosten voor vrije vermogensopbouw liggen hoger dan die van pensioenbeleggingen via de werkgever. Gezien het verschil in schaalgrootte door collectieve versus individuele beleggingen, is dat goed verklaarbaar.
De kosten van zelf beleggen zijn gemiddeld 1,02% bij een inleg van €10.000. Bij hogere bedragen daalt dat percentage. De verschillen tussen zelf beleggen en beheer zijn met ongeveer 0,3 procent redelijk beperkt.
De grootste verschillen tussen aanbieders treffen we aan bij execution-only, bij lagere inlegbedragen. Een verklaring hiervoor is dat er naast kosten als percentage van het vermogen, ook nog andere kosten zijn, bijvoorbeeld eenmalige instapkosten. Het verschil tussen de goedkoopste en duurste aanbieding is bij execution-only meer dan 220 basispunten. Bij een inleg van 10.000 euro, een rendement van 4% leidt dat na 20 jaar tot een verschil van 7.200 euro in eindopbrengst. Na 30 jaar is dit 14.000 euro, na 40 jaar 24.000 euro. Dit maakt duidelijk hoe belangrijk kostenverschillen op de lange termijn zijn.

Wat de aanbieders betreft zijn online platforms van brokers en asset managers doorgaans het goedkoopst. Beleggen met een laag bedrag is relatief duur bij een private bank of vermogensbeheerder, en ook wel bij een verzekeraar. Opmerkelijk is dat bij de grootbanken beleggen duurder wordt bij een hogere inleg. Dit is het gevolg van de aanwezigheid van verschillende duurdere concepten die alleen beschikbaar zijn met een hogere inleg.
Duurzaam beheeroplossingen worden steeds populairder en zijn vergeleken met traditioneel vermogensbeheer niet veel duurder, bij een inleg van 10.000 euro is duurzaam beleggen zelfs iets goedkoper.

Deel dit artikel

Over de auteur

Eddy Schekman

Eddy Schekman woont en werkt vanuit China voor zowel The Asset als Cash.


Kennispartners

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies om u de beste surfervaring te geven. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op 'Accepteren' hieronder, dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten