Aandelen doen het in januari doorgaans slecht. Gemiddeld daalde de MSCI World index voor aandelen uit de ontwikkelde landen sinds 1990 met 0,4% in de eerste maand van het jaar. Vooralsnog zien we geen gunstige signalen, schrijft Joost van Leenders, hoofdeconoom bij het Multi Asset Solutions Team van BNP Paribas Investment Partners.
Griekenland trekt op 25 januari vervroegd naar de stembus, wat kan uitmonden in de overwinning van een partij die opnieuw wil onderhandelen over de voorwaarden voor de bail-out en de hervormingen kan terugdraaien. De olieprijzen daalden verder wat twijfel zaait over de sterkte van de wereldwijde economie. De Europese Centrale Bank (ECB) kan zijn groeibevorderende activa-aankopen verbreden, maar hoe ze dat wil doen blijft onzeker. Tegelijk zien we weinig tekenen van een aantrekkende groei.
De groei voor het derde kwartaal werd naar boven bijgesteld naar maar liefst 5,0% kwartaal op kwartaal geannualiseerd en het ziet ernaar uit dat het vierde kwartaal eveneens sterk was. De lagere olieprijzen en de sterke banengroei gaven de consumptie een impuls. De groei van de werkgelegenheid was sterk, maar niet uitzonderlijk. Een jaarlijkse groei van 2,0% jaar op jaar zoals in november is goed, maar minder sterk dan eind de jaren ’90. Wel daalde de werkloosheid en doken er tekenen van loongroei op.
Huizenmarkt
De huizenmarkt liet de laatste tijd een gemengd beeld zien. Het optimisme van huizenbouwers is zijn piek voorbij en de bouw, de verkoop en de prijsstijgingen matigden. Die wolken hebben echter een zilveren randje. De bescheiden prijsstijgingen kunnen beleggers terug naar de markt lokken en een positief vermogenseffect hebben voor bestaande huiseigenaars. Het huizenaanbod en de leegstand daalden ondertussen.
Voorlopende indicatoren zoals de index van de Conference Board en het vertrouwen van het kleinbedrijf en de consument bleven verbeteren. De ISM-indices van de verwerkende en niet-verwerkende industrie wijzen op een realistischer groeitempo van 2,5% tot 3% op jaarbasis. De industriële sector ging al van een trager tempo uit.
Gelet op de daling van de olieprijzen lijkt een nulinflatie of zelfs een negatieve inflatie erg waarschijnlijk in 2015. Wij zien dit als positief omdat het de koopkracht van huishoudens zou moeten ondersteunen, terwijl de deflatievrees volgens ons overdreven is. Een sterke groei en minder capaciteitsoverschotten in de arbeidsmarkt pleiten dus weliswaar voor renteverhogingen, maar het gebrek aan loongroei, de matige inflatie, de dalende inflatieverwachtingen en een sterke Amerikaanse dollar spreken in het voordeel van een geduldige aanpak. Wij verwachten dat de Federal Reserve haar rente op het einde van het tweede kwartaal verhoogt.
Eurozone
De voorlopende indicatoren gingen per saldo wat omhoog. Zowel de maakindustrie als de dienstensector verbeterde. In Frankrijk, Italië en Spanje vertraagde de maaksector echter. In Duitsland keerde de sector naar positief terrein terug. De dienstenindices leefden op in Frankrijk en Spanje, maakten pas op de plaats in Duitsland en daalden in Italië.
Op basis van die cijfers maakte Italië een erg slechte beurt. Al bij al lijkt de economie van de eurozone wel op een keerpunt te staan. Het groeitempo dat uit deze indicatoren blijkt, blijft echter bescheiden. Nu de kredietcyclus ook verbetert, staat de kredietverstrekking de bbp-groei minder in de weg.
Gelet op de blijvend lage en dalende inflatie zijn alle ogen nu op de ECB gericht. Voorzitter Draghi zinspeelde op meer activa-aankopen, vermeldde de aankoop van staatspapier als een van de instrumenten en verklaarde dat de ECB momenteel aan concrete maatregelen werkt. De volgende vergadering van de ECB op 22 januari kan nu beslissen om over te gaan naar kwantitatieve versoepeling via de aankoop van staatspapier. Welke obligaties dit worden en de Griekse verkiezingen een paar dagen daarna laten volgens ons echter ruimte voor ontgoocheling.
Het verdere verloop in Griekenland is moeilijk te voorspellen. De druk om tot een compromis te komen is voor alle partijen groot, maar deze keer is het gevaar voor de eurozone veel kleiner. Bemoedigend is alvast dat besmetting van andere landen vooralsnog beperkt bleef. De Griekse obligatierente steeg sinds begin oktober met maar liefst 320 bp, terwijl die van Ierland, Italië, Spanje en Portugal met 40 tot 50 bp daalde.
PMI’s verzwakken
Onze wereldwijde naar bbp gewogen PMI van de maaksector daalde naar zijn laagste niveau sinds april vorig jaar. Die daling was hoofdzakelijk toe te schrijven aan de Verenigde Staten (die het grootste gewicht in de totale index hebben). De PMI daalde in Canada en nam een duik in Australië. In Japan wijzigde de index niet.
Samen met de PMI van de dienstensector zijn er in dat land tekenen van een aantrekkende economie. De voorlopende indicatoren verslechterden de laatste tijd echter en de nominale loongroei is negatief. De industriële productie is al maanden zwak. Vooralsnog ziet het er niet naar uit dat de Bank of Japan (BoJ) meer activa gaat aankopen aangezien ze het tempo van die aankopen in oktober vorig jaar al verhoogde.
Brazilië kan onder de lage olieprijzen en de sterkte van de Amerikaanse dollar lijden, maar zag zijn PMI voor het eerst sinds augustus boven de 50 klimmen. In Mexico, dat normaal van de Amerikaanse groei moet profiteren, steeg de PMI naar een stevige 55,3. In Oost-Europa daalde de index. Verrassend is dit echter niet gelet op de zwakte van de Russische economie.
Azië liet een gemengd beeld zien met dalingen in China en Indonesië, maar een sterke stijging in India. De Zuid-Koreaanse PMI van de maaksector naderde de drempel van 50.
Al bij al verwachten wij dat de groei vrij sterk blijft in de VS. In de eurozone gaan we uit van een bescheiden maar geleidelijk verbeterende groei, terwijl Japan en de opkomende markten met moeilijkheden kunnen blijven kampen.
Joost van Leenders is hoofdeconoom bij het Multi Asset Solutions Team van BNP Paribas Investment Partners.