De lage olieprijs is gunstig voor het merendeel van de opkomende economieën. Die mening is Matthew Vaight, fondsmanager van het Global Emerging Markets Fund van vermogensbeheerder M&G, toegedaan. Deze landen profiteren, omdat de kosten voor energie-intensieve sectoren dalen, het besteedbaar inkomen van consumenten toeneemt en overheden minder uitgeven aan oliesubsidies.
“Hierdoor kan kapitaal elders in de economie worden ingezet”, stelt Vaight. Volgens de fondsbeheerder heeft de forse daling van de olieprijs een positief effect op die landen die netto olie-importeurs zijn. De groep opkomende landen die netto-importeur is, is samen goed voor 73% van het bbp van de opkomende economieën.
Er bevindt zich echter ook een groot aantal olieproducerende landen in de groep van opkomende landen. Daarover zegt hij: “Landen waar de olie gemakkelijk en goedkoop uit de grond kan worden gehaald, hebben relatief weinig last van de dalende olieprijs. Daarentegen voelt Rusland direct de nadelige gevolgen, de olieprijs ligt daar immers onder de productieprijs.”
Vaight ziet Indonesië, Vietnam, Thailand en Maleisië het meest profiteren. “De respectievelijke overheden kunnen besluiten om de subsidiekraan voor energie verder dicht te draaien. In 2014 maakten deze subsidies bijvoorbeeld nog 2,4% uit van het Indonesische bbp. Dit jaar is dat nog maar 0,5%. Jakarta kan het ‘vrijgekomen’ geld nu pompen in infrastructuurprojecten om zo de economie op de langere termijn duurzaam te ondersteunen.”
Op de lange termijn gerichte beleggers in aandelen krijgen volgens hem extra kansen door deze ontwikkeling. Ze kunnen bijvoorbeeld inspelen op de scherpe koersdaling van oliegerelateerde fondsen.