Rob Marshall-Lee, fondsbeheerder van het Newton Asian Income Fund, vindt de al in april ingezette koersdaling op de markten in Azië en opkomende markten niet zo vreemd in deze stressvolle tijden. “Bang als men was dat de economische groei zou tegenvallen, ontstond er een ongenuanceerde uitverkoop.”
Na deze periode van grote volatiliteit zullen beleggers volgen hem trachten meer differentiatie in hun portfolio aan te brengen, waardoor zichtbaar wordt welke markten en aandelen goede vooruitzichten hebben en welke niet.
Newton, een fondsenboutique van BNY Mellon, heeft vastgehouden aan de overtuiging om onderwogen te zijn in China. “De groei in China zal verder afnemen omdat een omslag gemaakt moet worden van groei op basis van kredietverlening en investeringen naar groei op grond van consumptie en dienstverlening.”
Nog meer overtuigd
Deze onderwogen positie betaalt zich uit in het derde kwartaal, na een moeizaam tweede kwartaal toen juist te weinig was belegd in Chinese aandelen en dus onvoldoende is geprofiteerd van de koersstijging in de eerste helft van 2015, zo vervolgt Marshall-Lee.
De verdere toename van de vertraging van de industriële productie en de aankondiging van de Chinese overheid dat zij van plan is niet langer met kunstmatige steunmaatregelen de beurs te ondersteunen, sterken de fondsmanager nog meer in zijn overtuiging dat de ingenomen positie juist is.
Krachtige trends
Wil dit zeggen dat er dan geen mogelijkheden meer zijn in China? Een ineenstorting van de Chinese economie verwacht hij niet, maar wel een verdere groeiafname. Daarom is Marshall-Lee zeer voorzichtig met Chinese aandelen uit de sectoren die de rally in H-aandelen van afgelopen april aanjaagden.
En dat waren zware industrie, banken en vastgoedontwikkeling. Staatsbedrijven moeten wat hem betreft in hun geheel vermeden worden. Kansen ziet hij voor aandelen in de hoek van consumptie en services.
“Op de lange termijn zijn de groeivooruitzichten in Azië nog altijd superieur ten opzichte van de rest van de wereld. Demografische ontwikkeling en productiviteitstrends zijn krachtig. Na de devaluaties en de correcties op de aandelenmarkten zijn de waarderingen aantrekkelijker geworden.”
