De oliemarkt maakt zich op voor een enorme ‘supply shock’ halverwege 2015 en begin 2016. Deze wordt veroorzaakt door een sterke vraag en een afnemend aanbod, zo waarschuwen Mark Lacey en John Coyle, energiespecialisten bij de Britse vermogensbeheerder Schroders.
De consensus in de markt is juist dat er een chronisch overschot in het aanbod is en dat dit nog wel een maand of twaalf aan kan houden. Een foute aanname, aldus beide marktvorsers.
Er wordt volop over ‘the new normal’ gesproken, maar het is het oude verhaal van een ordinaire prijscyclus. Volgens Lacey en Coyle is de tijd kort om de onderwogen posities af te bouwen. De prijs voor ruwe olie zal eind 2015 substantieel hoger zijn dan nu.
Sneller dan gedacht
Ze komen met drie belangrijke argumenten voor een afwijkende visie op de oliemarkt. Medio 2015 vindt er een omslag plaats op de fysieke markt voor ruwe olie doordat de vraag aantrekt dankzij de lage prijzen. Daarnaast kan er halverwege 2015 een substantiële afname in het aanbod vanuit Noord-Amerika en de Noordzee worden verwacht. Tot slot piekt de zwakte in de oliemarkt rond mei en juni wanneer de voorraden oplopen.
De oplopende voorraden lijken volgens het tweetal nog te wijzen op een te groot aanbod en men is gespitst op veranderingen aan de productiezijde. Die komen sneller dan gedacht. Wereldwijd worden de kapitaalbestedingen in de oliesector met 21% teruggeschroefd.
Schalieolie
Bij het huidige prijsniveau is de winning van schalieolie niet rendabel, zo geven Lacey en Coyle aan. Het merendeel van de Amerikaanse olieproducenten bevindt zich al in de gevarenzone. Het huidige prijsniveau is daarom onhoudbaar. Uitgaven worden veel sneller afgebouwd dan beleggers denken, de impact ervan wordt mogelijk in april al zichtbaar.
De energiespecialisten van Schroders signaleren een drietal risico’s voor hun verwachtingden. Allereerst kan een crisis in de opkomende markten zorgen voor een achterblijvende vraag. Daarnaast zou Saudi-Arabië een prijzenoorlog kunnen beginnen en in het teken hiervan de productie verhogen, zodat de prijzen voor een langere periode laag blijven. En natuurlijk kan het best zijn dat de productievolumes in de Verenigde Staten robuust blijven, ondanks het terugschroeven van de kapitaalbestedingen.