Een lagere olieprijs is goed voor de wereldwijde groei, want consumenten houden meer geld over om te besteden aan andere zaken. Met name olie-importeurs profiteren, maar zijn desondanks niet immuun voor de negatieve bijverschijnselen. Dat stelt FFTW, onderdeel van BNP Paribas Investment Partners, in zijn Weekly Strategy Review.
Volgens FFTW zijn de effecten van de lagere olieprijs in de Verenigde Staten al zichtbaar: “De retail sales voor november verrasten positief. Daar komt bij dat lagere energieprijzen ervoor zorgen dat de inflatiedruk afneemt, waardoor veel economieën een soepeler monetair beleid kunnen verdedigen. Een recent onderzoek door het Institute of International Finance wees uit dat de wereldwijde groei over de komende twee jaar 0,5% hoger uit kan komen wanneer de daling aanhoudt.”
De gevolgen van de lagere olieprijs zijn niet hetzelfde voor olie-importeurs en -exporteurs. FFTW: “Importeurs zien een verbeterd handelsklimaat, terwijl exporteurs hun balans juist zien verslechteren. Landen die in hoge mate afhankelijk zijn van de olie-export zullen wellicht hun uitgaven moeten inperken of de belasting moeten verhogen.”
Ongelijkheid
Deze ongelijkheid zorgt voor een duidelijke divergentie in de performance van beleggingen en valuta’s. De afgelopen paar maanden deden aandelen, staatsobligaties en valuta’s van olie-exporteurs het gemiddeld slechter dan die van olie-importeurs. Recent liepen ook de spreads voor soevereine credit default swaps (een verzekering voor het kredietrisico) op.
Met de beslissing van Opec eind november om de productiecapaciteit niet aan te passen komen er volgens FFTW steeds meer signalen dat ook de koersen in landen die olie importeren niet immuun zijn voor de negatieve bijwerkingen van een daling in de olieprijs, ook al doet het de groei op lange termijn goed.
“De daling van de Brent-olieprijs tot zelfs onder de zestig dollar per vat zette zo veel druk op de waarderingen van aandelen en valuta’s uit landen die olie exporteren, dat het risicosentiment wereldwijd werd geraakt. Waar beleggers in eerste instantie optimistisch reageerden op een mogelijk positief groeieffect van de lagere olieprijs, zijn ze nu in hogere mate risicoavers.”
Slechtste performance
“Amerikaanse aandelen lieten afgelopen week hun slechtste performance sinds de lente van 2012 zien en de VIX, die de verwachte volatiliteit in de Amerikaanse aandelenmarkt (S&P 500) weergeeft, liet een scherpe stijging zien. Wereldwijd breidde de zwakte op de aandelenmarkt zich uit van energie gerelateerde bedrijven naar andere sectoren. Zowel in de ontwikkelde als de opkomende markten is de impact te zien in het rendement”, aldus FFTW.
“De centrale banken van Rusland en Nigeria verhoogden de beleidsrente en probeerden een verdere daling van hun munt te voorkomen. Een groter aantal landen zal in de nabije toekomst wellicht ook moeten kiezen tussen het ondersteunen van hun valuta en groei. In Noorwegen, de grootste olieproducent in Europa, verlaagde de centrale bank de rente onverwachts met 25 basispunten vanwege de verslechterde groeivooruitzichten. Ook in de eurozone zal de druk om nu echt actie te ondernemen wellicht toenemen.”
Voor de Fed is de impact minder duidelijk. “De economie in de VS komt duidelijk op stoom gezien de verbeterde arbeidsmarkt en het gestegen consumentenvertrouwen. Wij verwachten dat de Federal Open Market Committee door het effect van de lagere olieprijs op de inflatie heenkijkt en wij voorzien een eerste rentestijging na de vergadering in juni 2015.”
Dit kan echter veranderen als de lagere olieprijs de investeringen in de energiesector significant beïnvloedt, de huizenprijzen in regio’s die voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de exploitatie van olie en gas dalen en de (verwachte) inflatie lager uitkomt, zo besluit FFTW.