Is de vrees voor inflatie of zelfs hyperinflatie, als een eeuw geleden, gerechtvaardigd? De Visie van Volker Schmidt, Senior Portefeuille Manager bij Ethenea.
De markten lijken in ieder geval te anticiperen op een stijging van de inflatie. De marktgebaseerde inflatieverwachtingen in de vorm van vijfjaars forward inflation swaps (d.w.z. de gemiddelde verwachte inflatie over vijf jaar, over vijf jaar vanaf nu) en de tienjaars breakeven inflatiepercentages zitten op hun hoogste punt sinds twee jaar.
Een sterke stijging van de inflatie zou dramatische gevolgen hebben. Nu al zijn Amerikaanse Treasuries en ongeveer een derde van de in USD luidende investment grade bedrijfsobligaties na inflatie negatief. Een groot aantal van deze bedrijven wordt dus betaald om schulden aan te gaan. Tegelijkertijd neemt hierdoor ook het risico voor beleggers toe. Een stijging van de inflatie zou ook de rendementen op lange termijn weer opdrijven. Dit zou desastreus zijn voor obligatiebeleggers, omdat met name de koers van laagrentende effecten sterk zou kunnen dalen. De centrale banken proberen dit momenteel tegen te gaan met hun accommoderend monetair beleid, maar de twijfels over de doeltreffendheid van de maatregelen nemen al toe.
Eenmalige factoren kunnen op korte termijn inflatoire druk veroorzaken
Op de korte termijn lijken er wel genoeg aanwijzingen te zijn voor een stijging van de consumentenprijzen. De belangrijkste reden is een reeks technische factoren.
• De olieprijs heeft zich hersteld van het dieptepunt in maart en april van vorig jaar. Aangezien het inflatiepercentage echter de procentuele verandering is van de prijsindex van een periode ten opzichte van dezelfde periode van het voorgaande jaar, zal dit “basiseffect” louter op rekenkundige basis een voelbare inflatoire druk veroorzaken. Zelfs indien men de olieprijs van de inflatie zou uitsluiten en zich tot de kerninflatie zou beperken, zou deze indirect de consument kunnen bereiken als gevolg van de stijgende producentenprijzen.
• In veel landen, waaronder Duitsland, werden de BTW-tarieven halverwege vorig jaar verlaagd om de consumptie te stimuleren. De lage BTW-tarieven werden doorberekend aan de eindconsument, dit althans in sommige gevallen. Hoewel dit de prijsinflatie afremde, zal de terugkeer naar vroegere gewone tarieven van begin dit jaar de consumentenprijzen waarschijnlijk opdrijven.
• CO2-belasting. Sinds begin dit jaar geldt een heffing van 25 euro per ton CO2 die wordt uitgestoten bij de verbranding van diesel, benzine, stookolie en aardgas voor de fabrikanten en leveranciers van goederen en diensten in het kader van de nieuwe Duitse CO2-heffing. Als deze extra kosten worden doorberekend aan de consument, dan worden goederen en diensten die een impact hebben op het klimaat duurder en zal de inflatie toenemen.
• De geleidelijke verhoging van het Duitse wettelijk minimumloon van 9,35 euro tot 9,50 euro en, in juli van dit jaar, tot 9,60 euro kan op korte termijn een positief effect hebben op de inflatie.
Speculatieve zeepbel
Bovendien zal het expansieve fiscale en monetaire beleid de inflatie waarschijnlijk verder aanwakkeren. Alleen al in de VS is de geldhoeveelheid tussen maart en november 2020 met 25% gegroeid.
Dan is er ook nog het ongekende niveau van overheidsmaatregelen. Het Amerikaanse Congres stemde in december een nieuw steunpakket van 900 miljard dollar voor de pandemie en de Amerikaanse president Joe Biden heeft een nieuw reddingsplan van 1,9 biljoen dollar voorgesteld. Het omvat een aanvulling op de 600 dollar die in het vorige wetsvoorstel aan miljoenen Amerikanen werd verstrekt, waardoor de directe uitkering in totaal op 2.000 dollar komt.
Ondanks de massale overheidsuitgaven, ondersteund door enorme liquiditeitsinjecties door de centrale banken, is de inflatie nog niet echt aangetrokken. De verklaring hiervoor vinden we in een van de oudste economische theorieën: inflatie is niet alleen een functie van de geldhoeveelheid, maar ook van de geldsnelheid, d.w.z. hoe vaak een valuta wordt gebruikt om goederen en diensten te kopen. Als de geldhoeveelheid toeneemt, maar de geldsnelheid blijft constant of neemt af, dan sparen of beleggen de mensen hun inkomen in plaats van het uit te geven. Daardoor zien we een aangroei van de activa in plaats van de gewenste stijging van de consumptieprijzen, en dat is wat we nu merken: aandelen, obligaties en onroerend goed hebben de laatste tijd recordhoogten bereikt ondanks de aanhoudende grote onzekerheid op de markt.
De zoektocht naar beleggingsmogelijkheden met een hoog rendement heeft nu ongelooflijke proporties aangenomen, wat blijkt uit de grotere risicobereidheid van beleggers – Bitcoin, Tesla en GameStop bijvoorbeeld zijn dit jaar allemaal spectaculair gestegen – en uit de toenemende inventiviteit van Wall Street.
Vorig jaar was er een enorme stijging van special purpose acquisition companies (SPAC’s). Dit zijn lege vennootschappen die naar de beurs worden gebracht met de bedoeling om op een later tijdstip een bedrijf te kopen. In tijden van verhitte markten kunnen bedrijven op deze manier veel tijd besparen op traditionele IPO-marketingevenementen en roadshows, en profiteren van aantrekkelijke marktomstandigheden. SPAC’s bieden particuliere beleggers echter risicovolle vooruitzichten, omdat hun succes afhangt van de selectiecapaciteiten van het managementteam van de SPAC. Vanzelfsprekend maken zij hun overnamedoelwit niet van tevoren bekend. Volgens een studie van de Wall Street Journal daalt de waarde van een SPAC na de fusie met de nieuwe onderneming met gemiddeld 12%.
Structurele trends blijven intact
Per saldo is de inflatie dus eerder gedaald dan gestegen. Dat komt (naast de eerder genoemde aanhoudend lage geldsnelheid) door een aantal structurele trends die zich al enige jaren ontwikkelen en ook in de nabije toekomst een deflatoire druk zullen uitoefenen.
Naast de onwil of het onvermogen van de consumenten om geld uit te geven, dragen een aantal structurele factoren bij tot de huidige lage inflatiecijfers. De economische ineenstorting als gevolg van de coronavirus-pandemie heeft een groot deel van de economie tijdelijk tot stilstand gebracht. Tegelijkertijd heeft dit de oude structuren doorbroken en, althans ten dele, tot structurele veranderingen geleid. De digitalisering is in een stroomversnelling geraakt en meer mensen dan ooit tevoren kunnen vanuit huis werken en profiteren van de flexibiliteit die dit met zich meebrengt. Dit maakt dure steden relatief onaantrekkelijk en remt de stijging van de huurprijzen af. Omdat de huurprijzen een aanzienlijk deel van de consumentenprijsindex uitmaken en het nog maar de vraag is of en in hoeverre zij weer zullen stijgen, verwachten wij geen significante stijging van de inflatie zolang de huurprijzen niet opnieuw beginnen stijgen.
Bovendien wordt de inflatie al decennialang beïnvloed door demografische veranderingen. Japan is een goed voorbeeld. Het land heeft al jaren te kampen met dalende geboortecijfers en een vergrijzende bevolking. Hierdoor daalt de verhouding tussen werkenden en gepensioneerden. Het probleem hierbij is dat het aantal mensen in de actieve leeftijd van cruciaal belang is voor de groei van het bruto binnenlands product. Als dit deel van de bevolking krimpt, dan daalt het bbp en daalt de totale vraag. Bedrijven die hun verkoopcijfers op peil willen houden, snijden in de kosten en de lonen, wat op zijn beurt een deflatoir effect heeft.
Wat betekent dit voor beleggers?
De inflatiedruk zou in de komende maanden dan ook sterk kunnen toenemen. Wij achten een stijging van de consumptieprijzen op korte termijn met ongeveer 3% zeer realistisch, althans in de VS. Momenteel zijn de consumenten nog steeds terughoudend. Maar als de coronavirus pandemie dit jaar overwonnen wordt, kunnen inhaaleffecten leiden tot een prijsstijging aan de vraagzijde. Vooral in de transport- en toerismesector liggen de prijzen nog ver onder het niveau van de voorgaande jaren. Bovendien moeten we ook rekening houden met de hierboven vermelde technische factoren die de olieprijs beïnvloeden. In Europa daarentegen verwachten wij een veel gematigder stijging. Met name de waardestijging van de euro ten opzichte van de dollar zal goed zijn voor de invoer van laaggeprijsde goederen en zal de inflatie in de eurozone afremmen.
Er is dus op dit moment geen reden tot paniek. Ten eerste, op basis van de door de Federal Reserve afgekondigde strategie van flexibele gemiddelde inflatiedoelstelling is een kortetermijnbeweging van de inflatie boven de doelstelling uitdrukkelijk gewenst en is een renteverhoging vóór 2023 feitelijk uitgesloten. Ten tweede blijven de centrale banken op grote schaal overheidsobligaties opkopen, waardoor het algemene renteniveau de komende jaren laag zal blijven, ongeacht de inflatieverwachtingen. Ten slotte herstelt de economie zich maar langzaam van de crisis die door de pandemie is veroorzaakt. Belangrijke deflatoire krachten, zoals de digitalisering en de vergrijzing van de bevolking, blijven aanwezig en zullen in de komende jaren waarschijnlijk nog toenemen.