Het nog altijd divergerende monetaire beleid van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk aan de ene kant en de eurozone en Japan aan de andere kant zal waarschijnlijk leiden tot verdere volatiliteit in de valutamarkten, de vastrentende markten en aandelenmarkten. Dat schrijft John Greenwood, hoofdeconoom van Invesco.
Zijn algemene verwachting voor de groei en de inflatie is dat deze laag zullen blijven gezien de zeer lage geld- en kredietgroei in het afgelopen jaar. Hoewel Greenwood niet verwacht dat de recessies of de zwakke groei in de opkomende markten het bescheiden herstel in de ontwikkelde economieën zullen bedreigen, waarschuwt hij dat individuele bedrijven en sectoren zich niet aan de problemen van opkomende markten zullen kunnen onttrekken.
De hoofdeconoom verwacht dat de groei van het reële bbp in de VS, waar de Federal Reserve het proces van normalisatie van de rentetarieven in gang heeft gezet, weer een bescheiden stijgend pad zal kiezen, en hij verwacht een “gestage, maar geen uitbundige” groei in het Verenigd Koninkrijk. Daar zal de Bank of England (BoE) dit jaar ongewijzigd zal laten, denkt Greenwood. Voor de eurozone en Japan, die nog midden in verlengde monetaire verruimingsprogramma’s zitten, verwacht hij daarentegen ondermaatse groei, bijna-deflatie en negatieve rentetarieven.
Verdere verrassingen
Zoals Greenwood benadrukt, is het officiële standpunt van de Fed na het uitstel van de algemeen verwachte renteverhoging in de VS in maart nog steeds wat agressiever dan de verwachtingen in de markt. “Dit impliceert dat er in de maanden die voor ons liggen ruimte is voor verdere verrassingen op het gebied van de rente, aangezien de achterliggende factoren voor het economisch herstel in de VS nog steeds intact zijn”, aldus Greenwood.
Dankzij hun succesvolle toepassing van kwantitatieve verruiming en hun grondige balansreparatie is de positie van de VS en het Verenigd Koninkrijk beter dan die van de eurozone en Japan. Nu moeten ze proberen om dit herstel en deze groei vast te houden in een omgeving die negatief wordt beïnvloed door fouten in beleid van de twee laatstgenoemde regio’s. “Deze problemen zullen in 2016 en 2017 de mondiale groei blijven afremmen”, zegt Greenwood. Hij verwacht een reële bbp-groei van 2,2% voor de VS en het Verenigd Koninkrijk en van 1,5% voor de eurozone en Japan.
Voorts verwacht de hoofdeconoom in 2016 verdere beleidsverruiming in China, omdat de Chinese autoriteiten worstelen met trage groei, negatieve betalingsbalansstromen en de wens de valuta stabiel te houden. “Gegeven de noodzaak tot afbouw van de schuld in de economie na jaren van zeer snelle kredietgroei, en gegeven de trage groei van de economieën van de meer ontwikkelde handelspartners van China, lijkt een terugkeer naar het groeiniveau van vóór de crisis binnen afzienbare tijd ondenkbaar”, stelt Greenwood. Voor China houdt hij rekening met een vertraging van de reële bbp-groei tot 6,6% in 2016.
Grondstofprijzen
In de opkomende economieën heeft het zeer omvangrijke stimuleringsbeleid dat in de nasleep van de mondiale financiële crisis is toegepast geleid tot een buitensporige geld- en kredietgroei en de noodzaak schulden af te bouwen. Daarnaast zal het inzakken van de grondstoffenprijzen leiden tot een daling van de inkomsten in de vele opkomende economieën die sterk afhankelijk van de uitvoer van grondstoffen zijn. “Het recente herstel van de grondstoffenprijzen zal valse hoop blijken, aangezien de fundamentele waarden niet zijn verbeterd”, waarschuwt de hoofdeconoom.
“In een groot aantal basisindustrieën is sprake van overcapaciteit, die waarschijnlijk in het komende jaar, en mogelijk langer, op de mondiale handelsvolumes zal blijven drukken”, concludeert Greenwood. “Buiten dat zullen opkomende grondstoffenproducten vermoedelijk te kampen krijgen met verdere wisselkoersdepreciaties, terwijl de maakindustrie in deze landen zou moeten gaan profiteren van het gestage herstel in de VS.”