Minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën legt het advies van de Raad van State (RvS) naast zich neer, en zet zijn plan voor uitbreiding van de beroepseed naar alle medewerkers in de financiële wereld onverminderd voort. De RvS ziet echter niets in een verplichte beroepseed voor alle bankmedewerkers.
Het college verwacht dat de beroepseed al snel kan verworden tot een dagelijkse routine door het massale karakter die deze wijziging tot gevolg heeft. Dit schrijft de Afdeling advisering van de RvS in zijn advies over de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel financiële markten 2015.
De minister is het daar dus niet mee eens en vindt dat de eed juist een “mooi en belangrijk moment” is voor (nieuwe) bankmedewerkers. De beroepseed geeft hen “beroepseer en trots om bij een bank te werken”, aldus de minister maandag in de Tweede Kamer tijdens een debat over het wetsvoorstel.
Tuchtrecht
Hierin wordt, naast een uitbreiding van de reikwijdte van de beroepseed, ook een verplicht tuchtrecht voor banken geregeld. De RvS is daar eveneens geen voorstander van, tenzij het kabinet met een goede aanvullende motivatie komt. Handhaving heeft meer effect.
Dijsselbloem wil echter ook niet afwijken van de instelling van tuchtrecht in de financiële sector. Op dit punt vroeg de RvS de minister om met een aanvullende motivatie te komen. Dijsselbloem benadrukt dat hij het weliswaar het wettelijk kader verzorgt, maar dat de sector zelf over de precieze invulling gaat. Hij ziet het als een groot voordeel van deze verplichting dat het tuchtrecht op hetzelfde moment ingaat en voor iedereen geldt. Hierdoor kan niemand zich er dan nog aan onttrekken, zo schrijft InFinance op zijn website.
Momenteel geldt de verplichting om een eed of belofte af te leggen voor een afgebakende beroepsgroep. Het afleggen van de eed of belofte door iedereen met wie een bank een contractuele relatie als medewerker heeft, heeft volgens het RvS-advies tot gevolg dat “een grote en heterogene groep van personen die werkzaam zijn bij een bank een eed of belofte moet gaan afleggen. Hierdoor kan de betekenis ervan aanmerkelijk verminderen.”
Gedrag van de medewerker
Het college stelt zich op het standpunt dat de naleving van integriteits- en zorgvuldigheidsnormen waaraan een bankmedewerker zich heeft te houden, moet blijken uit het gedrag van de medewerker. “Zo nodig kan deze naleving worden gehandhaafd. Dat wordt niet bevorderd door een routinematige eed of belofte.”
Het voorstel tot uitbreiding van de beroepseed voor bankmedewerkers komt voort uit de gedachte dat de beroepseed en het tuchtrecht dat het kabinet voor banken verplicht wil stellen, een duidelijke samenhang vertonen “De vraag is echter of, gelet op de verschillende aard van beide instrumenten, die band zo duidelijk is als in het wetsvoorstel wordt gesteld. De onderwerping van de medewerker aan integriteits- en zorgvuldigheidsnormen die ook feitelijk worden gehandhaafd verschilt van het afleggen van een eed of belofte, waaraan een symbolische waarde wordt toegekend”, aldus de RvS.
Lees hier de volledige tekst of samenvatting van het advies van de Raad van State