De groei van de wereldhandel blijft laag vergeleken met het historische gemiddelde. Liggen hier cyclische of structurele factoren aan ten grondslag? Volgens Craig Botham, Harvinder Gill en Alice Leedale, economen bij Schroders, zijn er zeker structurele factoren die een rol spelen.
Sinds 2012 vertraagt de groei van de wereldhandel. Komt dit door een zwakkere vraag en is het dus een cyclisch fenomeen? Of is er structureel iets veranderd in de verhouding tussen vraag en internationale handel? Er is weliswaar sprake van een cyclische trend, maar de economen van Schroders zien al langer een verzwakking optreden in de internationale handel. Deze diende zich al aan nog voordat de financiële crisis uitbrak.
De verminderde stimulans die uitging van de industrialisatie van oost-Azië en de afnemende positieve impact van outsourcing op de wereldhandel waren al langer een remmende factor. De wereldwijde financiële crisis in combinatie met de daaropvolgende economische neergang heeft uiteindelijk de internationale handel een mokerslag toegediend, waarvan sommige landen nu nog altijd last hebben.
Specifieke ontwikkelingen
Botham, Gill en Leedale keken ook naar de mogelijkheid of de vertraging in de internationale handel kan worden toegeschreven aan specifieke ontwikkelingen in individuele landen. De pre- en post-crisis handelscijfers per land waren daarbij een graadmeter. De economen keken vooral naar de import om de bron van de afnemende vraag te identificeren.
Vrijwel alle grote economieën zagen hun invoer multiplier in de post-crisis periode teruglopen. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen, zoals de schalie-olierevolutie en reshoring in de VS, het einde van de super commodity cycle en het opwerpen van importbarrières/-restricties in opkomende markten, en de transitie van China naar een consumptie-gedreven diensteneconomie.
Omdat de economen denken dat de structurele factoren die de internationale handel beïnvloeden nog wel even aanhouden, blijft de groei van de wereldhandel onder druk staan. En dat heeft een aantal consequenties voor beleggers. Zo worden de economieën die voor hun groei vooral van export afhankelijk waren, nu geconfronteerd met een structureel lagere groei. Dit geldt met name voor opkomende markten.
Lagere rendementen
Een lagere groei leidt ook tot lagere beleidsrente en lagere rendementen in de export-afhankelijke economieën. Economieën die minder afhankelijk zijn van export zouden deze economieën voor wat betreft economische groei moeten overtreffen. Beleggers moeten dan ook met name in het opkomende markten-segment selectief te werk gaan.
Beleidsmakers zullen vaker kiezen voor een devaluatie van de eigen valuta als antwoord op lagere economische groei en lagere rentestand. De valutaoorlogen en volatiliteit op de valutamarkten die sinds de crisis optreden zullen frequenter verschijnen. Dat leidt weer tot volatiliteit in de inflatie, hoewel er minder neerwaartse druk op de inflatie zelf staat. Stagflatie zal zich daarom vaker laten zien en het is aan beleidsmakers om dat grote probleem op te lossen.
Lees meer in ‘From feast to famine’ van Botham, Gill en Leedale