In een maandelijkse briefwisseling belichten Caspar Snijders (Portefeuillemanager Aandelen) en Ruud Hadders (Responsible Investment Officer) – ieder vanuit hun eigen perspectief – een actueel onderwerp. Dit keer: de CO2-belasting.
Beste Caspar,
De Europese Green Deal heeft zich ten doel gesteld om richting 2030 de CO2-emissies van de Europese Unie (EU) met 55 procent te verminderen ten opzichte van 1990. De EU-regeling voor de emissiehandel (ETS) is het voornaamste instrument van de EU om de uitstoot van broeikasgassen op een efficiënte manier terug te dringen. In het systeem is er vraag en aanbod in emissierechten, wat leidt tot een CO₂-prijs. Bedrijven maken zelf een afweging wat het goedkoopst is: rechten aankopen of hun CO₂-uitstoot terugbrengen.
In de beginjaren van het ETS lag de prijs tussen de € 20 en € 30 per ton CO2. Vanaf 2008, door de financiële crisis en het uitdelen van gratis CO2-emissierechten, ontstond er een overschot aan emissierechten. Hierdoor kelderden de prijzen tot onder de € 10. Het ETS kreeg te maken met flinke kritiek; de lage prijs zou bedrijven niet genoeg motiveren om daadwerkelijk minder CO2 uit te stoten.
In 2018 is er echter een ommekeer gekomen door het verbeterde economische klimaat, maar vooral door het uit de markt halen van een overschot aan rechten. Door de stijgende vraag naar emissierechten en beperking van het aanbod, is de CO2-prijs gestegen naar ongeveer € 25 tot € 30 en de verwachting is dat deze mogelijk richting de € 40 gaat.
Hiermee wordt de werking van het systeem versterkt, maar tegelijkertijd stellen critici dat hierdoor Europese bedrijven worden benadeeld ten opzichte van bedrijven die deze CO2-prijs niet hoeven te betalen. Dit kan leiden tot een situatie waarin ondernemingen in bepaalde bedrijfstakken hun productie vanwege deze CO2-prijs verhuizen naar andere landen met minder strenge emissiebeperkingen (“koolstoflekkage”). De Europese Commissie onderzoekt daarom momenteel verschillende opties voor een CO2-invoerheffing voor niet-Europese fabrikanten die dit concurrentienadeel moet opheffen.
“Om effectief te zijn en een positieve bijdrage te leveren aan het behalen van de reductiedoelstellingen van de EU zal de prijs van emissierechten verder moeten stijgen.”
Het is twijfelachtig of de huidige CO2-prijs daadwerkelijk leidt tot koolstoflekkage en of een invoerheffing niet puur economisch protectionisme is. Onderzoek van onder andere ING toont aan dat in de huidige situatie het nadeel voor EU-bedrijven niet groot genoeg is om daadwerkelijk productie te verschuiven naar buiten Europa. Pas als de CO2-prijs richting de € 100 gaat, kunnen energie-intensieve industrieën hier echt onder gaan lijden.
Met het huidige prijsniveau lijkt een invoerheffing daarom nog niet nodig om een gelijk speelveld te waarborgen. Een invoerheffing kan echter wel een krachtig instrument zijn om ook niet-Europese bedrijven aan te moedigen een bijdrage te leveren aan het beperken van de opwarming van de aarde. Hoewel dit niet bijdraagt aan de interne reductiedoelstelling van de EU, is dit een positief bijeffect totdat andere landen zelf vergelijkbare CO2-prijzen gaan hanteren. Met de verkiezing van Biden en de recent nieuw aangekondigde klimaatdoelen van China zou dit wellicht al eerder kunnen komen dan gedacht.
Om effectief te zijn en een positieve bijdrage te leveren aan het behalen van de reductiedoelstellingen van de EU zal de prijs van emissierechten verder moeten stijgen, zodat investeringen in CO2-reducerende technologieën onvermijdelijk worden om concurrerend te blijven. Er is echter nog veel onzekerheid over hoe de prijs van emissierechten zich gaat ontwikkelen en in welke vorm een invoerheffing bedrijven er daadwerkelijk toe gaat dwingen hun uitstoot terug verminderen. Maar hoe zie jij het bedrijfsleven anticiperen op deze ontwikkelingen? Bereiden bedrijven zich voor op het reduceren van hun CO2-voetafdruk om hun marktaandeel te behouden of zelfs te vergroten? Hoe neem jij al deze factoren mee in je beleggingsanalyses? Ik ben benieuwd!
Groet,
Ruud Hadders
Hi Ruud,
De EU heeft inderdaad een ambitieus programma neergezet. De meest CO2-intensieve sectoren worden geraakt en zullen de grootste stappen moeten zetten. Je ziet bedrijven naar manieren zoeken om in ieder geval de impact van deze maatregelen te beperken of juist uit te nutten.
Binnen de olie- en gassector ligt de focus op een uitbreiding van participaties in hernieuwbare energie, waardoor de CO2 van deze bedrijven omlaaggaat en bedrijven relevant blijven voor een tijdperk waarin fossiele brandstoffen minder in trek zijn. De CO2-heffingen zijn echter van minder belang voor de winstgevendheid, omdat de brandstofprijzen bijna één op één kunnen worden doorberekend aan de consument. De directe invloed van de CO2-taks en het grensmechanisme zal beperkt zijn; de verandering in consumentenvraag naar hernieuwbare energie zal een grotere rol spelen. De focus moet liggen op het aanpassen van het productaanbod om op de langere termijn nog relevant te zijn, bijvoorbeeld door forse investeringen in hernieuwbare energie.
Naast de olie- en gassector stoten cementproducenten erg veel CO2 uit, simpelweg door hun productieproces. Zij zullen dus meer gaan betalen als de CO2-prijzen zullen stijgen. Doordat er geen substituut voor cement is, zal hier niet het product moeten veranderen maar juist de productie. Je ziet dat de sector tot dusver heeft gekeken naar ‘traditionele’ methoden om emissies te verminderen, voornamelijk door: (1) thermische en energie-efficiëntie; (2) vergroting van het aandeel alternatieve brandstoffen; en (3) intensivering van het gebruik van alternatieve grondstoffen. In de toekomst zal de industrie zich gaan concentreren op nieuwe technologieën zoals het afvangen, opslaan en hergebruiken van CO2.
De laatste sector die bij het stijgen van de CO2-prijzen meer zal moeten gaan betalen, is de staalindustrie. ArcelorMittal heeft bijvoorbeeld de hoogste emissie-intensiteit in deze sector, maar investeert veel in twee routes naar CO2 -neutraliteit: (1) Smart Carbon – gebruikmakend van verschillende bewezen technologieën met bestaande hoogovens om CO2 op te vangen of te verminderen – en (2) een innovatieve route, waarbij ijzerertspellets en waterstof worden gebruikt als reductiemiddel om ijzer te maken.
Bedrijven die het meeste worden beïnvloed door de nieuwe maatregelen zijn zich hiervan dus zeer bewust. Belangrijk voor Europese bedrijven is om na te gaan in hoeverre zij kunnen verduurzamen door aanpassing van het productieproces of het productenpalet. Mocht dat nog niet gebeuren, dan is het wellicht te laat om met verbeteringen/ aanpassingen te komen om de verhoogde lasten van de CO2-prijs te dragen. Hierdoor slinken marges. Het is nu dan ook het moment om te investeren en te innoveren!
“In de toekomst zal de industrie zich gaan concentreren op nieuwe technologieën zoals het afvangen, opslaan en hergebruiken van CO2.”
De nieuwe invoerheffingen zorgen bovendien voor extra dynamiek: kostenbesparing door minder CO2 uit te stoten en/of extra inkomsten, omdat bedrijven worden gecompenseerd door vervuilende import.
Maar hoe je het ook wendt of keert: door verhoogde productiekosten zal de rekening uiteindelijk terechtkomen bij de Europese burger. Daarnaast is er een gevaar voor de export door hogere prijzen van Europese producten. Dit kan leiden tot verplaatsing van productiecapaciteit naar buiten de EU. Ook dit zal gepaard gaan met flinke investeringen, waarbij beleggers zich zullen afvragen of dit wel opportuun is, gelet op de verdere push van veel overheden op het vlak van klimaatverandering. Ook zal de Europese Unie zich hard maken voor een CO2-prijs in landen waar dit nog niet van kracht is, waarbij de invoerheffingen als drukmiddel kunnen worden gebruikt.
Kortom: nog veel vragen. Wel is duidelijk dat verduurzaming bij CO2-intensieve sectoren hoge prioriteit moet hebben. Is dit niet het geval dan kan je je afvragen of je nog wel in deze bedrijven wilt beleggen.
Groet,
Caspar Snijders
Dit artikel is ook beschikbaar in het Engels: English version